dinsdag 28 januari 2014

Actie, actie, actie! Nationale patiëntenstaking!

In het vragenuurtje van vandaag zegt staatssecretaris Van Rijn dat de kwaliteitsindicatoren van artsen anders zijn dan de kwaliteitsindicatoren van patiënten. En dat het nu zaak is, om die twee zaken op één lijn te krijgen, zodat de kwaliteit van zorg echt goed gemeten kan worden. Kortom, artsen verstaan iets anders onder kwaliteitszorg dan patiënten en daarom kunnen wij niet vaststellen wat goede zorg nou eigenlijk is en waar je die kunt krijgen.

Hoe kan het dat er zóveel patiënten-belangenorganisaties zijn en zij nog niet voldoende vuist kunnen maken tegen de heren en dames artsen? Ik noem NCPF, de verschillende Zorgbelangen, de Nederlandse Patiëntenvereniging. Toets het woord patiëntenvereniging in bij Google en je krijgt ruim 89-duizend resultaten.

De regering kan de kwaliteit van zorg niet afdoende meten, omdat de belangen van artsen en patiënten niet met elkaar overeenkomen. Is dat een tekortkoming van de belangenverenigingen, die toch echt niet gisteren zijn ontstaan? Of zitten artsen zó hardnekkig in een glazen hokje dat zij er niet uit te slaan zijn?

Gezien mijn ervaringen, ben ik geneigd het laatste te geloven. Artsen (lees; specialisten) zijn vaak hooghartig, kunnen slecht communiceren en denken meestal dat ze de waarheid in pacht hebben. Maar ik vind het ál die patiëntenverenigingen toch écht ook te verwijten, dat zij deze kleine beroepsgroep blijkbaar niet voldoende kunnen overtuigen van hun gelijk.

Ik wil daarom een balletje opgooien voor een nieuw pressiemiddel; Het wordt tijd voor een algemene patiëntenstaking. Wij patiënten gaan gewoon een tijdje niet meer ziek worden. Hoeft niet lang, gewoon een weekje of zo. Om aan te geven dat er echt naar ons geluisterd moet worden door artsen, patiëntenverenigingen én regering. Dát zal ze leren, ha! Ik stel voor als datum; 30 februari

zondag 26 januari 2014

Haarfijn!

Matheo werd gisteren geknipt. Onze kleine man is de afgelopen jaren veranderd van een bibberend kindje in de kappersstoel, in een jongetje dat met het grootste plezier in diezelfde stoel springt en meer kletst dan de kapster zelf. Hij had best wel weer lange lokken, daar hebben we korte metten mee gemaakt. Een knap stoer koppie bleef over.

Ik ben zelf inmiddels ook alweer vijf keer bij de kapper geweest, sinds het moment dat mijn haren de chemo weer hadden overwonnen. Kaal zijn vond ik niet zo'n probleem. Het is maar uiterlijk, anderen hadden er meer last van dan ik. Sterker nog; ik had een heel lijstje gepubliceerd met de voordelen van kaal zijn. Tijd voor een stukje zelfplagiaat...

- Ik bespaar kapitalen aan shampoo, conditioner,haarmaskers, gel en haarlak
- Ik hoef niet meer naar de kapper, scheelt geld en tijd
- Ik hoef geen uren meer voor de spiegel te staan om mijn haar goed te doen
- Geen bad-hair-days meer
- Niemand kan meer zeggen dat ik een haartje betoeterd ben
- Er is geen haar op mijn hoofd, die ook nog maar érgens over na hoeft te denken
- Ik zit nooit meer met mijn handen in mijn haar
- Ik laat geen dna meer achter op plaatsen delict, dus ik kan ongestraft misdaden begaan

Ik denk dat ik mijn haar maar weer afscheer volgende keer dat ik bij de kapper ben....

vrijdag 24 januari 2014

Leer van gisteren. Leef vandaag. Vertrouw op morgen.

Vandaag kreeg ik via de post een kaartje, met daarin een magneetje verstopt. Op het magneetje staat de spreuk; "Leer van gisteren. Leef vandaag. Vertrouw op morgen." Ik kreeg dit van een lieve, nog hele jonge vrouw, uit mijn naaste omgeving, die niet zo heel lang geleden te horen kreeg dat ze huidkanker heeft. Haar kansen zijn gelukkig goed, want het ziet er naar uit dat alles weg is. Dat neemt niet weg, dat ze enorm geschrokken is en een bijzonder heftige tijd beleeft.

Het kaartje en het magneetje stuurt ze me, omdat ik haar een klein beetje heb kunnen ondersteunen in die moeilijke tijd. Eigenlijk heb ik niet meer gedaan, dan er zijn, haar verhaal aanhoren en laten zien dat je aan kanker niet dood hoéft te gaan. Het gaf haar hoop en daar ben ik blij om.

Het deed me denken aan de dag dat ik mijn eerste chemo kreeg. Geheel onwetend van wat me te wachten stond, ging ik naar het ziekenhuis. Er kan ook niets voorspeld worden, want chemo werkt voor iedereen anders. Ik probeerde natuurlijk positief te blijven, maar was gerust doodsbang voor wat er allemaal ging gebeuren. Misschien werd ik wel ter plekke kotsmisselijk. Dat was het beeld dat ik bij chemotherapie had namelijk; misselijke mensen. Of misschien zou ik vanaf dat moment wel een jaar lang dood- en doodziek zijn en blijven. Van binnen trillend, maar van buiten glimlachend liep ik voor het eerst de 'chemozaal' op.

In de zaal stonden vijf luxe ligstoelen. Twee links, twee rechts en één aan het hoofd, achteraan bij het raam. Die stoel keek uit over de hele zaal en had als enige zicht op de gang. In de stoelen aan de zijkant zaten twee mannen en een vrouw, allemaal met een infuus in de hand. Aan de infuuspalen hingen meerdere zakken vloeistof. Eén van de mannen lag te slapen in zijn stoel. Zijn echtgenote zat ernaast te breien. De andere man was aan het lezen. Hij had niemand naast zich zitten. En de vrouw keek alleen maar naar de stoel aan het hoofd van de zaal. Daarin zat nog een vrouw die, waarschijnlijk ongewild, gelijk alle aandacht naar zich toe trok. Ze zat als een soort koningin op haar troon. Een sjaal om haar hoofd, geel met groen. De sjaal matchte met haar jurk. Ze was zorgvuldig opgemaakt, mooie sieraden verfraaiden de arm waar geen infuus inzat.  Ik denk dat ze rond de één meter tachtig was en ik denk dat ze ooit blond was geweest. Geen idee waarom ik dat dacht, maar ze zag eruit als een vrouw die normaal gesproken lang, blond haar zou hebben, prachtig gestijld. Ze straalde heel veel kracht uit. Uit haar verhaal bleek dat ze na deze chemo nog maar ééntje hoefde. Zij had het volledige traject er dus al bijna op zitten.

De vrouw zat met zoveel klasse in haar stoel, haar verhaal te vertellen, dat ik niet kon stoppen met staren. Een verpleegster legde me ondertussen alles uit over de gang van zaken rond de chemo's en bereidde mijn eerste infuus voor. Ik glimlachte van buiten, maar trilde al niet meer van binnen. Er zat daar een vrouw te kwebbelen, plannen te maken voor diezelfde avond en ze zag er ook nog eens prachtig uit! En dat terwijl zij er al heel veel gif op, of zo je wilt ín had zitten.

Chemo's betekenden opeens niet meer dat je accuut misselijk werd of anderzins dood- en doodziek moest worden. Chemo's werden terug gebracht naar het niveau vervelend, een noodzakelijk kwaad. Allemaal door de, voor mij onbekende, vrouw aan het hoofd van de zaal. Zij was mijn lichtende voorbeeld op dat moment, mijn houvast.
Zonder dat ze het wist, heeft ze mij geïnspireerd. Ze weet het nog steeds niet, want ik heb het haar niet meer kunnen vertellen. Een week later stond ze net op het punt van vertrekken, toen ik binnen kwam. Ik zei tegen haar dat ik het fijn vond dat het er voor haar op zat. Zij voegde daaraan toe, dat ze hoopte nu nooit meer terug te hoeven komen, want het was al haar tweede chemokuur. Verbijsterd liet ze me achter. Twee chemokuren, en dan nog zo levendig zijn? Echt een ongelooflijk voorbeeld!

Zonder dat je het weet, en zonder dat je het misschien zo bedoelt, kun je voor sommige mensen zomaar een steun in de rug betekenen.

Het magneetje hangt pontificaal in onze keuken.  "Leer van gisteren. Leef vandaag. Vertrouw op morgen." Als dat is wat ik naar die lieve vrouw heb uitgestraald, dan ben ik tevreden!

zondag 19 januari 2014

Hoe vertel je je kinderen dat je kanker hebt?

Toen mij verteld werd dat ik kanker had, waren mijn kinderen 12, 10 en 2. Het moeilijkste dat ik ooit heb moeten doen, was hen vertellen dat ik ernstig ziek was. Er is geen duidelijke manier waarop je dat moet doen, daar zijn geen regels voor. Dat is ook voor ieder kind anders. Maar ik moest, in ieder geval de oudste twee, vertellen dat hun moeder een hele zware weg te gaan had, met een onzekere uitkomst.

Voor mijzelf was duidelijk, dat ik direct duidelijk moest maken dat ik niet van plan was dood te gaan. Dat het een nare weg zou zijn, maar dat ik er absolúút doorheen zou komen. Later hebben ze gezegd dat dat ze destijds gerust gesteld heeft. Zelf was ik er nog helemaal niet zo zeker van, maar ik ben achteraf blij dat ik blijkbaar voldoende overtuigingskracht in de schaal kon leggen.

Ik heb nooit tegen ze gelogen. Als ze me vroegen of ik er ook aan dood zou kunnen gaan, zei ik dat dat zo was. Maar dat dat helemaal niet hoefde en dat ik nog meer dan voldoende vooruitzichten had. Wat ook zo was.

Er kon over alles gepraat worden. "Huilen mag, vragen moet", was ons motto. En dat deden ze ook. Huilen heel even, vragen heel veel en heel lang. Nu nog.

Zoals het vertellen dat ik kanker had mijn moeilijkste moment was, zo waren mijn kinderen ook mijn mooiste reden om door te gaan tijdens de afgelopen twee jaar. Iedere dag dat ik bij ze kon zijn was me goud waard. Ze zorgden dat ik steeds weer mijn bed uit kwam en dat ik een doel voor ogen had.

Ik zal nooit de blikken vergeten in de ogen van Daniel, mijn oudste, als hij terug kwam van school. Hij kwam dan door de poortdeur, onhandig manoevrerend met zijn fiets en enorme rugtas. Zodra hij zijn fiets aan de kant had gezet, liep hij naar de achterdeur en zocht hij door de ramen heen naar mijn gezicht. Met een vragende blik stak hij dan, nog buiten, zijn duim omhoog. "Alles goed?" was aan zijn lijf af te lezen.
Hoe beroerd ik me misschien ook voelde, ik stak iedere keer mijn duim omhoog en lachte zo breed mogelijk naar hem terug. Opgelucht stapte hij dan naar binnen. Net over de drempel trok hij aan mijn haar, om te kijken of het al los liet. Meestal kreeg ik daar een breed lachende puberduw tegen mijn schouder achteraan.

Ik kon ze gerust stellen, maar ook zij hebben die gruwelijke onzekerheid gevoeld.

Verjaardagen werden opeens véél belangrijker. Vlak na mijn eerste operatie werd mijn jongste drie en mijn oudste dertien. Op de momenten dat ik zelf heel even de moed liet zakken, was ik er van overtuigd dat ik Matheo nooit vier zou zien worden en naar school zou zien gaan. Dat ik Luka nooit twaalf zou zien worden en naar de middelbare school mocht zien vertrekken. Daniel zou voor zijn veertiende zijn moeder moeten missen en ik had dan maar een heel klein stukje van die kleine jongen een man zien worden.

Die moeilijke momenten hebben aan het kortste eind getrokken. Vandaag is Daniel vijftien geworden.  Hij mag aan mijn haar trekken wat hij wil, het blijft écht zitten. Als hij nu uit school komt, manoevreert hij nog steeds onhandig met zijn fiets, maar zijn tas lijkt op zijn groter wordende lijf al minder enorm. Hij zet zijn fiets aan de kant, pakt zijn mobiel en met zijn hoofd naar beneden, zijn blik op de telefoon loopt hij naar binnen. Dat ik daar ook ben neemt hij voor lief en als ik er om vraag kan ik een puberknuffel krijgen. Soms een kus, als het moet. Wat een rijkdom! Alleen daarom al, ben ik van plan om nog heel lang hier te blijven.

Gefeliciteerd lieve Daniel en bedankt dat je mij een reden gaf om zo breed mogelijk te lachen.

\#Borstkanker, #Kanker, #kinderen

vrijdag 17 januari 2014

Sta op tégen kanker, maar vóór de mensen die ernaast al opgestaan waren.

Zojuist hoorde ik het themalied van de jaarlijkse actie Sta op tegen kanker. Gezongen door Gers Pardoel. Ik raakte er niet door geëmotioneerd en het nummer an sich raakte me ook niet echt. Waarschijnlijk doordat ik geen liefhebber ben van het soort muziek dat Gers Pardoel zingt. Maar de inhoud van de tekst zette me wel aan het denken.

Hij zingt het lied voor zijn vader. Dus het gaat niet zozeer over zijn veel te jong, aan kanker overleden moeder, maar over zijn vader, die hem daarna heeft opgevoed. Tijdens mijn eigen kankerperiode heb ik heel vaak gedacht, dat de partner, moeder, vader, vriend, dochter, zoon zijn van iemand met kanker, misschien nog wel zwaarder is dan kanker hébben.

Als je kanker hebt, is het enige dat je wil overleven. Je ondergaat alle behandelingen, voor je eigen bestwil. Om zélf te overleven. Ondertussen vragen alle lieve mensen om je heen, of ze iets voor je kunnen doen. Alleen al het feit dat ze dat vragen, betekent al dat ze iets voor je doen. En dan heb je die lieve zus die je kinderen opvangt als je in het ziekenhuis ligt. Die geweldige vriendin die mee gaat naar het ziekenhuis als je voor de chemokuur vier uur in een stoel moet zitten. Een schat van een vader die bijna dagelijks belt om te horen hoe het gaat. Je wordt overladen met bloemen, telefoontjes en kaartjes, als je tenminste zoveel mazzel hebt met lieve mensen om je heen, als ik. En alles helpt, enorm, geloof me! Van het kortste smsje tot het langste telefoongesprek.

Maar dan die partners. Die doorleven het hele proces, net als de kankerpatient. Ze voelen misschien niet de lichamelijke pijnen en ongemakken, maar, naar mijn nederige mening, die zijn dan ook het minst erg. Ze voelen wél dezelfde angst, hetzelfde verdriet, maar staan er bij en kijken er naar. Ze kunnen eigenlijk niets anders doen dan handjes vast houden en tranen drogen.

Kankerpatiënten mogen hun zwakke momenten hebben. Dat begrijpt iedereen.
Een partner moet altijd sterk blijven om de ander te ondersteunen. Dat ziet niet iedereen.

Voor de patiënten zelf is heel erg veel aandacht. Voor de mensen die er vlakbij staan voor mijn gevoel veel te weinig. Dus wat mij betreft gaat alle respect naar iedereen die ernaast staat. En die verdrietig is, maar helpt. Zij doen het niet voor zichzelf, maar voor die ander.


 Tip #3; help de patiënt door zijn of haar partner niet te vergeten.

#Borstkanker, #chemokuren, #Kanker, #partners #staoptegenkanker


woensdag 15 januari 2014

Klus geklaard

Ik heb even mijn checklist er op nageslagen. En alles afgevinkt.

Borstamputatie? Check!
Bestraling? Check!
Chemo? Check!
Portacath er in? Check!
Portacath er weer uit? Check!
Definitieve prothese er in? Check!
Definitieve prothese er weer uit? Check!
Infectie er in? Check!
Infectie er weer uit? Check!
Hyperbare zuurstof therapie? Check!
Lymf oedeem therapie? Check!
Eierstokken eruit? Check!

Ik zeg; klus geklaard. En dat binnen twee en een half jaar! Nog even vragen om wat stempels als bewijs. Dan kunnen we misschien een ervaringscertificaat aanvragen.

maandag 13 januari 2014

Slaap lekker mevrouw Klein

Na twee en een half jaar getob, hoop ik dus morgen mijn laatste operatie te krijgen. Heel veel mensen vroegen me de afgelopen dagen, of ik er tegenop zie. Nee. Nog niet. Ik heb wel geleerd om in het nu te leven. En nú is er niets aan de hand, ik zit nú een blog te schrijven.

Als ik mezelf toe sta om er iets dieper over na te denken, dan zijn er wél dingen waar ik geen zin in heb, maar dat is (gevoelsmatig) iets minder erg dan er tegenop zien. Het infuus prikken zal niet prettig zijn bijvoorbeeld. Door de chemokuren zijn de aderen in mijn linkerhand volledig ontoegankelijk voor infuusnaaldjes.
 In mijn rechterhand mag niet geprikt worden, vanwege een risico op Lymfe-oedeem (teveel vocht in de arm). De lymfeklieren in mijn rechter-oksel zijn bij de eerste operatie verwijderd en die dienen vocht af te voeren. Dat doen ze niet meer, dus heb ik een verhoogd risico om een dikke arm of hand te krijgen. En dat kan worden getriggerd door prikken, stoten, snijden of bijvoorbeeld bloeddruk meten bij mijn rechterarm.

Bij mijn tweede operatie (het plaatsen van een Portacath, om niet meer te hoeven prikken in mijn linkerarm) mocht er dus ook niet rechts geprikt worden. Je zou denken, dat dat wel in een dossier te lezen is. Sterker nog, het was de reden dat ik deze operatie onderging. 
Ik had het ook nog extra vermeld bij het pre-operatieve gesprek. Toch werd in de OK aanstalten gemaakt om mij rechts een infuus te geven. Ik was er nog bij, dus ik kon het voorkomen.

 Eenmaal op de operatietafel, kwam de anesthesist binnen. Boos keek hij zijn assistent aan en zei; "Waarom heeft mevrouw het infuus links?" "eeeh, omdat zij rechts niet geprikt mag worden" stamelde die assistent terug. "Waarom wist ik dat niet?", bitchte de anesthesist in het algemeen. 
Even had ik het gevoel dat ík daar antwoord op diende te geven. Misschien iets als: "Omdat je je werk niet gedaan hebt? En mijn dossier niet even bekeken hebt voordat je hier naar binnen kwam?" Maar het voelt toch niet fijn om ruzie te maken met de persoon die het komende uur je leven in handen heeft. Dus ik bemoeide me er maar niet mee.

Vervolgens wendde de anesthesist zich tot mij en vroeg; "hier staat dat we ook een prothese-wissel bij u gaan doen. Maar dat is toch niet zo hè?" Liggend op een operatietafel, met enkel een blauw kleedje over mij heen, armen gespreid en verblind door de operatielichten bedacht ik mij, dat iedereen ter plekke misschien niet zo heel goed voorbereid was, als ik toch wel had gehoopt. 

Het geheel maakt dat je iets minder gerustgesteld bent als je de woorden"slaap lekker mevrouw Klein" hoort. "Op hoop van zegen", was het laatste wat mij toen door mijn hoofd schoot.

Natuurlijk liep het allemaal goed af, want ik ben er nog. De Portacath heeft bij drie chemokuren dienst kunnen doen. Daarna moest hij er weer uitgehaald worden, omdat er trombose ontstond. Dus het prikken blijft gewoon een nare aangelegenheid.

Maar dat is niet nu. Daar ga ik me morgenochtend wel een keer écht zorgen over maken.

#Kanker #Portacath #anesthesie #chemokuren

vrijdag 10 januari 2014

Participerende chirurgie

Volgende week mag ik op voor mijn (hopelijk) laatste operatie. Mijn eierstokken zullen verwijderd worden, met een kijkoperatie. Volgens de gynaecoloog ben ik er binnen twee dagen weer bovenop, volgens de verpleegkundige komt twee weken eerst. "Ik was al bang dat hij dat had gezegd", zei ze besmuikt tijdens de pre-operatieve screening.

Artsen schijnen een heel ander idee te hebben over herstel, dan verpleegkundigen of patiënten. Bij eerdere operaties vonden zij de hersteltijd ook altijd korter dan ieder ander. Waar zou dat door komen? Bij artsen is tijd natuurlijk enorm veel geld, dus moet alles snel? Of word je verpleegkundige als je inlevingsvermogen hebt, en arts als je dat compleet mist?

Overigens heeft mijn mannelijke gynaecoloog wel het idee dat hij zich enorm inleeft in zijn patiënten. Heel even dacht ik zelfs dat hij aan participerende chirurgie deed.
Toen ik hem vroeg of het een ingewikkelde operatie was, zei hij; "Nee hoor, ik heb dezelfde operatie laten doen, voor een weekeinde en na het weekeinde was ik alweer aan het werk."

Ik bleef hem iets te lang met open mond aankijken, waardoor hij zijn eigen fout opmerkte en rood aanliep. "Nou ja, ik bedoel natuurlijk nét zo'n operatie", waarna hij opeens verschrikkelijke haast had om mijn papieren in orde te maken.

Vanaf dinsdag ga ik eierstokloos door het leven. Scheelt vast wel weer een beetje gewicht meeslepen.
#kanker #eierstokken #gynaecologie #chirurgie

donderdag 9 januari 2014

Die mevrouw die kanker heeft

Vanmorgen bij school, ik had mijn jongste mannetje van vijf juist afgeleverd in de klas, werd ik aangehouden door een voor mij onbekende mevrouw. Ik was nét op de fiets gestapt en maakte vaart om naar huis te racen. De mevrouw keek me aan met een blik van 'nu ga ik het vragen'.

Op dat moment heb je natuurlijk twee keuzes. Heel hard doorfietsen, met je gezicht naar beneden, voorover gebogen over het stuur. Of je geeft haar een opening. Ik deed het laatste, ik glimlachte. "Mag ik jou iets vragen?" zei ze. Nog steeds glimlachend knikte ik. "Jij hebt toch ook kanker?" Ik legde even kort uit dat ik inderdaad kanker heb gehad, maar er nu toch echt van af lijk te zijn. "O ja, want ik heb een vriendin en die heeft ook kanker. En misschien wil jij er helemaal niet over praten hoor (te laat), maar ik vroeg me af, heb je ook Herstel en Balans gedaan?"

Op de vroege ochtend, net iets regenachtig, overviel me dit allemaal nogal. Ik vind het niet erg om over mijn medische verleden te praten, leg alles zomaar op tafel, u vraagt, wij vertellen. Maar in dit geval schrok ik van het feit dat ik haar niet kende, maar zij tóch wist dat ik kanker had gehad. Blijkbaar ben ik op het schoolplein die mevrouw die kanker heeft.

Dat nog verwerkende vertelde ik haar, dat ik het Herstel en Balans programma (tip #2) wel ken uit verhalen, maar dat het mij nooit is aangeboden en dat ik er ook nog niet echt behoefte aan heb gehad. Toen kwam de stortvloed aan woorden van de mij nog altijd onbekende mevrouw. "Ja, want ik vind dat zij dat moet doen, maar zij vindt van niet. Zij gaat zo op in dat hele kankerverhaal, ze komt de deur niet meer uit en haar moeder zorgt alweer driekwart jaar 24 uur per dag voor haar en haar kinderen en ik vind dat ze het nu toch weer zelf moet gaan doen." Dat hele kankerverhaal. Oke. Nee, daar moet je niet teveel in opgaan natuurlijk. Beter herstellen en balansen.

Er volgde nog een heel verhaal, allebei met gespreide benen boven onze fiets staand. Ik proefde de afkeuring van de mevrouw over de houding van haar vriendin. Ondanks haar eigen sussende woorden, dat "iedereen het natuurlijk op zijn eigen manier doet". Ik heb maar heel weinig gezegd. Een paar keer geknikt en mijn schouders opgehaald, maar vooral vriendelijk geglimlacht.

Uiteindelijk trok mevrouw haar eigen conclusie dat ze toch écht nog een keer tegen haar vriendin ging zeggen dat ze dit moest doen. En ik knikte. Bij het weggaan gaf ze me hét compliment van de dag; "Ja, want niet iedereen is zo sterk als jij. Niet iedereen blijft overeind. Zij heeft echt hulp nodig."

Fijn. Dus voor mensen die mij niet kennen, ben ik die mevrouw die kanker heeft. Maar wel eentje die overeind blijft en sterk is. Ik kon de dag weer aan.

#herstelenbalans #kanker #kracht


woensdag 8 januari 2014

Je kunt het van je afschrijven!

Twee jaar geleden kreeg ik te horen, dat ik kanker had. Borstkanker. We zaten met zijn tweeën in een klein hokje, één van de spreekkamers van de chirurg. Een steriel kamertje, met een computer, twee stoelen met versleten blauwe zittingen (voor patienten met aanhang), een bureaustoel aan de ander kant van een tafeltje (voor de behandelend arts),  een behandeltafel en heel veel dozen met rubberen handschoenen.
Marco, mijn toen-nog-vriend, en ik zaten naast elkaar op de twee blauwe stoelen te wachten op de uitslag van de biopten die eerder die week waren gedaan. Zenuwachtig als we waren, zaten we de spanning weg te grappen. We hadden al twee paarse rubberen handschoenen uit hun doosjes gehaald en op geblazen en de behandelbank was al zogenaamd in mijn handtas verdwenen voor thuisgebruik.

Op dat moment zat ik mijzelf nog heel erg hard te vertellen dat ik géén kanker zou hebben. Dat de geconstateerde knobbeltjes goedaardig zouden zijn. In mijn familie kwam geen kanker voor, dus ik had ook geen reden om aan te nemen dat het fout zou zijn. Positief als ik ben, ging het mezelf overtuigen uitstekend af.

Zodra de arts binnen kwam, voelde ik de zenuwen pas goed. Hét moment van de waarheid, geen ontkomen meer aan... grappen maken had ook geen zin meer. De arts zag enkel vier vragende ogen op zich gericht, in waarschijnlijk twee bleke gezichten.

Wat zij te vertellen had, voelde voor mij als een doodsvonnis. "U bent al gebeld met de uitslag?" begon ze. Nee, dat waren wij niet. Fout # 1. "O." De arts moest zich duidelijk even herstellen. Ze kreeg opeens een andere rol; namelijk die van brenger van het slechte nieuws, in plaats van 'alleen maar' de behandelaar. "Tja, eeh, ja, eeh, want het is dus niet goed." Daarna kwamen nog heel veel woorden, maar ik hoorde ze niet meer. Ik zag alleen de korte paniek in de ogen van Marco, het wit wegtrekken van zijn gelaat en voelde me alsof er een enorm pak watten om mij heen was gewikkeld. Letterlijk, hoorde en voelde ik niets. Heel even. Tot de waarheid weer keihard binnen kwam en de brok in mijn keel om aandacht vroeg. De eerste woorden die ik van de arts weer hoorde waren; "Maar we gaan er alles aan doen om jou er bovenop te laten komen". Dus het komt goed? "Natuurlijk komt het goed", zei mevrouw de witte jas. En blijkbaar was mijn geest flexibel genoeg, om hier alweer langzaam in te geloven. Het doodsvonnis was een enorme boom die voor mijn neus gepland was. Maar het zaadje van de hoop was zich in mijn hoofd alweer aan het ontkiemen.

Nu, bijna twee jaar en heel erg veel gedachten, behandelingen, mooie momenten, lieve mensen, maar ook fouten van artsen later, ben ik er nog steeds en zijn de verwachtingen oke. In de afgelopen jaren ben ik steeds blijven schrijven. Voor mezelf hoofdzakelijk. En dat helpt mij. Misschien kan ik ook anderen er mee helpen. Vandaar deze blog. Al is er maar één iemand die er een klein sprankje hoop uit haalt, dan heeft het zijn doel gediend. Of misschien kan ik iemand waarschuwen, door mijn ervaringen met de medische wereld te omschrijven. Helemaal goed. Maar voorop staat, dat je ellende van je af kan schrijven. Het werkt echt. Voor jezelf en voor anderen.

Tip #1: Schrijf het van je af. Veel momenten en gevoelens vergeet je weer en het kan heel verfrissend en waardevol  zijn om dingen later nog eens terug te lezen. Wil je er niet meer aan herinnerd worden? Dan lees je het lekker nooit meer. Onthoud, fouten maken is onmogelijk.

Mogelijkheden;
- Schrijf regelmatig naar een vriend, vriendin of familielid.
- Houd voor jezelf een dagboek bij.
- schrijf een blog.

 Spreek wel met jezelf een termijn af, bijvoorbeeld één keer in de week. Je bent namelijk zo druk met alle ziekenhuisbezoekjes, emoties verwerken en wat nog meer is, dat er zomaar weer een paar weken voorbij zijn en je weer veel vergeten bent.

#kanker #borstkanker #hoop #tips